Rekenmethode geluid

In de NEN-EN 12354 delen 1 en 2 worden de modellen beschreven ter bepaling van de lucht- en de contactgeluidisolatie tussen woningen in de zware bouw. Deze wijze van modelleren is ook geschikt voor berekeningen in de lichte bouw. Er moet dan echter wel met een aantal zaken rekening gehouden worden.

 

Lucht- en de contactgeluidisolatie

Geluidsoverdracht vindt plaats via verschillende, onafhankelijke, overdrachtspaden. Een overdrachtspad betreft een bouwelement in de zendruimte, een bouwelement in de ontvangruimte en de bouwkundige knoop tussen die beide elementen. Dit kan zowel horizontaal als verticaal zijn. In de figuur zijn de paden gegeven voor de horizontale overdracht.





















Figuur 1 Het directe pad en de flankerende paden bij de horizontale overdracht van luchtgeluid (links) en contactgeluid (rechts)

Per direct pad kan de geluidisolatie RDd en het contactgeluidniveau Ln,Dd berekend worden volgens:


(1)
 

 

Per flankerend pad kan de geluidisolatie Rij en het genormeerde contactgeluidniveau Ln,ij berekend worden volgens:


(2)





Hierbij worden de grootheden Ri en Ln,i bepaald door de eigenschappen van het basiselement en de Δ-termen worden extra in rekening gebracht zodra de verzwakking via het directe pad verbeterd wordt door bijvoorbeeld voorzetwanden, dekvloeren of plafonds. Deze grootheden kunnen allen gemeten worden onder genormeerde omstandigheden (ISO 140) en ook kunnen zij worden berekend met programma’s als BASlab. De laboratorium inbouwomstandigheden zijn zodanig dat een randdemping optreedt die relevant is voor lichte elementen in lichte constructies. Bij relatief zwaardere bouwelementen, tussen 100 kg/m2 en 450 kg/m2, treden in een laboratoriumsituatie meer randverliezen op dan bij toepassing in een licht bouwsysteem. In dat geval zal daarmee bij de toe te passen geluidisolatie R rekening moeten worden gehouden.

Op grond van een globale benadering van de laboratoriumdemping zoals in een bijlage van EN 12354-1 gegeven kan hiervoor vooralsnog als indicatie het volgende worden aangehouden:


(3)

 

 

 

Verder moet rekening gehouden worden met de gereduceerde verbetering die een dekvloer voor een flankerend pad levert. Een redelijke en eenvoudige benadering is het halveren van het directe effect voor flankerende overdracht.

De trillingoverdrachtverzwakking Kij wordt, conform hetgeen in paragraaf 4.2.2 van NEN-EN 12354-1 en van NEN-EN 12354-2 beschreven wordt, op het oppervlak S in plaats van op de equivalente absorptielengte a genormeerd. Voor deze normering van de Kij wordt de term KS,ij geïntroduceerd. Echter, zodra de randdemping van de bouwelementen groot wordt (zoals wanneer vloeren op rubbers opgelegd wordt) is deze wijze van normering niet meer geldig en moet de Kij genormeerd worden op de equivalente absorptielengte.

 

In dezelfde paragraaf (4.2.2) van NEN-EN 12354-1 en van NEN-EN 12354-2 wordt impliciet gesteld dat de invloed van dekvloeren bij de overdracht via een flankerend pad gelijk is aan de invloed bij de overdracht via een direct pad. Bij lichte bouwknopen bestaande uit lichte basisvloeren wordt de effectiviteit van een dekvloer voor de geluidoverdracht via een flankerend pad kleiner. De mate van afname is variabel, maar zal maximaal een factor 2 bedragen en is als zodanig aan te nemen.

 

De op het oppervlak S genormeerde trillingoverdrachtverzwakking KS,ij


(4)


 

wordt met behulp van metingen of met behulp van SEA (Statistical Energy Analysis) berekeningen bepaald en is in NEN-EN 12354 al gedefinieerd voor het gebruik bij lichte, gedempte en gelaagde elementen in de zware bouw. Indien de bouwelementen met grote randdemping ingebouwd worden (zoals een vloer die op rubbers is opgelegd) moet de trillingoverdrachtverzwakking op de equivalente absorptielengte ai genormeerd worden.


(5)



 

De flankerende geluidisolatie Rij en flankerend contactgeluidniveau Ln,ij kan ook op basis van het genormeerd flankerend luchtgeluidniveauverschil Dnf en het flankerend genormeerd contactgeluidniveau Lnf berekend worden.


(6)


 

Als in belangrijke mate de demping van constructies niet varieert tussen situaties, en dus met vaste waarden voor de geluidisolatie R en de trillingoverdrachtsverzwakking KS,ij kan worden gewerkt, is het ook mogelijk de flankerende overdracht als één geheel te presenteren als Dnf en Lnf. Deze grootheden worden daarvoor in de meetnorm ISO 10848 gebruikt en gedefinieerd (formeel alleen voor het pad ij=Ff, maar dat is zondermeer te veralgemeniseren) bij vaste afmetingen van de vlakken en de verbindingslijn en komen feitelijk overeen met vergelijking (2).