Geluidsoverdracht vindt plaats via verschillende, onafhankelijke, overdrachtspaden. Een overdrachtspad betreft een bouwelement in de zendruimte, een bouwelement in de ontvangruimte en de bouwkundige knoop tussen die beide elementen. Dit kan zowel horizontaal als verticaal zijn. In figuur 1 zijn de paden gegeven voor de horizontale overdracht.
De DnT en LnT leiden tot de resulterende A-gewogen genormeerde luchtgeluidniveauverschillen DnT,A of DnT,A,k en de A-gewogen genormeerde contactgeluidniveaus LnT;A. De A-gewogen waarden kunnen omgerekend worden tot de (nu nog) in het Bouwbesluit gehanteerde isolatie-indices Ilu,k en Ico:
De trillingsoverdracht wordt in de SBR richtlijn "Trillingen van vloeren door lopen" beoordeeld met de grootheid ES-RMS90. Dit
is de 90%-bovengrens van alle voorkomende looptrilling-niveaus ten
gevolge van een stap. De term RMS90 staat voor de 90% bovengrens van de
effectieve waarde (engels: “root mean square” of RMS) van de snelheid in
een punt van de vloer als gevolg van lopen op die vloer. Omdat de
effectieve waarde wordt berekend over de duur van een enkele stap wordt
de beoordelingsgrootheid als de één-stap RMS90 (kort: ES-RMS90)
aangeduid. De ES-RMS90 houdt rekening met verschillende loopfrequenties
en gewichten van mensen.
Bij het analyseren van de ES-RMS90 waarde gaat het in eerste instantie om het bepalen van de overdrachtsadmittanties Y(ƒ). De overdrachtsadmittantie beschrijft het volledige dynamische gedrag van de constructie tussen twee punten. Het is de verhouding tussen de snelheid op de responsiepositie en de kracht op de excitatiepostitie (Y=v/F). De admittantie kan gemeten worden of numeriek worden bepaald.
Als alternatief biedt de SBR-richtlijn een handrekenmethode aan. De handrekenmethode verlangt als input de modale massa m, de eigenfrequentie f en de demping ζ. De handrekenmethode moet theoretisch voor elke trilmode uitgevoerd worden, zodat je deze drie invoerparameters voor elke mode nodig hebt. De handrekenmethode in de SBR heeft als uitgangspunt dat in het midden van de vloer geëxciteerd wordt en dat daar ook de trillingen beoordeeld worden. Wil je de waarde tussen twee arbitraire punten berekenen, dan heb je theoretisch ook de beschrijving van de modale trilvorm (φ) nodig.
Voor het bepalen van de dynamische eigenschappen is het nodig om informatie te hebben over de elasticiteitsmodulus E, de Poisson verhouding ν, de massa van de vloer per vierkante meter m, de lengte van een zijde van de vloer L en de totale massa van de vloer Mtot.